Luister naar dit interview via Apple Podcasts, Google Podcasts of Spotify!
Prof. Ingrid Steenhuis is hoogleraar Preventie op het gebied van de volksgezondheid aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Thema’s zoals het voorkomen van overgewicht, gedragsverandering bij afvallen, terugval na gewichtsverlies, portiegrootte en prijsbeleid zijn voor haar dagelijkse kost. Hiervoor doet ze onderzoek in verschillende omgevingen waaronder scholen, de thuisomgeving, zorginstellingen en diëtistenpraktijken. Bovenop de maatschappelijke relevantie zet Ingrid zich ook in om haar onderzoek te koppelen aan de Nederlandse praktijk. Maar hoe vertaal je wetenschappelijke bevindingen naar de praktijk en zorg je dat we er mee aan de slag gaan? En wat kan Ingrid ons leren over gezondheid, overgewicht en onze eetgewoontes?

Het Inzicht
Bij je deelname aan de Universiteit van Nederland vertelde je het publiek over je onderzoek rond de mogelijke terugval na gewichtsverlies. Kan je voor deze blog nog een keer uitleggen wat afvallen zo lastig voor ons maakt?
(Het Universiteit van Nederland-item: https://www.youtube.com/watch?v=BCfzuE1bZLc)
Gedragsverandering is in het algemeen best lastig. Het is natuurlijk wel te doen maar vergt veel tijd en energie. In het begin lukt het mensen vaak om hun gedrag aan te passen, maar zodra er hobbels op de weg komen vindt men het lastig worden. Hierdoor dreigen mensen snel af te haken. “Het is een paar keer niet gelukt, dus laat maar zitten”. Dat maakt afvallen zo moeilijk. Veel mensen beginnen zomaar, zonder een echt plan. Mensen willen vaak snel afvallen, maar het is juist erg belangrijk om van te voren goed te onderzoeken waarom je iets wilt. Je moet weten wat wel lukt en je daar op focussen. Het écht goed kijken en een plan maken ontbreekt vaak bij mensen.
Tot welk gebieden behoort jouw onderzoek? Zit het in de psychologie, of ook meer in de biologie en genetica?
Het onderzoek zit meer in de hoek van de gezondheidspsychologie en niet zo zeer in de fysiologie of de genetica. Gedragsverandering is voor ons een belangrijk onderwerp.
Nog een factor waardoor het moeilijk is om af te vallen, is de omgeving. We leven in een obesogene omgeving die weinig uitnodigt om te bewegen en veel uitnodigt om overal veel te eten. De omgeving kan het heel lastig maken om een gezond patroon te behouden. Zo proberen wij ons onderzoek naar de omgeving te combineren met onderzoek naar gedragsverandering. De een kan veel beter omgaan met de omgeving dan de andere. Dit heeft te maken met copingvaardigheden; de mate waarin je in staat bent om je gedrag te sturen in een omgeving die je misschien de andere kant op trekt.
Kunnen we hier wat dieper op in? Waarom heeft de ene persoon een stevige set aan coping-vaardigheden en heeft de andere meer moeite met de omgeving?
We weten niet precies waarom dit is, maar hebben wel al gedeeltelijke ontdekkingen. Zo weten we bijvoorbeeld dat zelfregulatie deels een aangeboren trek is. De ene persoon heeft er meer van dan de andere. Tevens is een deel ook situationeel bepaald; dit hangt af van je gemoedstoestand en wat er aan de hand is in je leven. Je kunt je voorstellen dat, als je in de vroege ochtend naar de supermarkt gaat, je nog fris en fruitig bent en je betere keuzes maakt. Na een lange dag werken zal je sneller voor het gemak gaan. Hoeveel energie je hebt om aan gezond gedrag te besteden, is erg belangrijk. Ook is de sociaaleconomische positie van belang: mensen met een lagere positie hebben waarschijnlijk veel meer zorgen aan hun hoofd. Denk aan financiële zorgen en zwaar werk. Dan kan het zijn dat de gezondheid op de tweede plek komt.
Aan wat voor soort onderzoek moet ik denken als jullie kijken naar de invloed van de omgeving?
Dit kan heel erg wisselen. Als we ons focussen op prijsbeleid of de invloed van prijs op aankoopgedrag, dan maken we gebruik van een virtuele supermarkt door middel van zelfontwikkelde software. Dit is een computerprogramma waarin mensen virtueel boodschappen kunnen doen, waarbij hun clicks op producten ons data geeft. Ook werken we met echte supermarkten, waarbij we naar de kassa data en verkoopcijfers kijken. Verder werken we ook veel met vragenlijsten om het gedrag bij mensen te achterhalen, en willen we heel graag samenwerken met de desbetreffende mensen met overgewicht. We doen bijvoorbeeld focusgroepinterviews en ontwikkelen samen met de doelgroep een interventie. Vooral dat samen ontwikkelen is de laatste jaren heel belangrijk geworden in mijn vakgebied.
Aangezien je hier de term ‘interventie’ noemt, neem ik aan dat je dus ook heel hands-on bezig bent met de samenleving en de praktijk?
Ja, zeker! We werken samen met patiënten, diëtisten, leefstijlcoaches, consumenten en gaan langs bij mensen thuis. Dit is afhankelijk van de setting van het onderzoek. Ik doe dit onderzoek natuurlijk niet alleen; de collega’s in mijn groep zijn heel betrokken in het veld. Het onderzoek speelt zich heel erg in het veld af, in de maatschappij. Dat is nou precies wat ik zo leuk vind aan mijn onderzoek.
Als je in een supermarkt een kassa aan het uitdraaien bent, neem ik aan dat je nog geen data hebt over wie wat koopt? Enkel over het algemene, gemiddelde koopgedrag. Jullie vragenlijsten daarentegen geven waarschijnlijk meer informatie over wie wat doet. Maar wie vult die vragenlijsten in? Hoe zorg je dat je niet enkel mensen uit interventies bereikt maar ook het bredere publiek?
Dit doen we op verschillende manieren. Soms maken we gebruik van een bestaand onderzoekspanel, maar heel vaak gaan we fysiek naar een plek toe en spreken we mensen rechtstreeks aan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een bedrijfsrestaurant. Ook plaatsen we oproepen op sociale media of in bladen en kranten, en gaan we naar buurtcentra en buurthuizen. Kortom, we verzinnen altijd een manier om mensen te bereiken. Het is deel van het werk om na te denken over het betrekken van mensen in ons onderzoek.
Bestaat er eigenlijk een rotsvaste definitie over wat overgewicht is? In het filmpje van de Universiteit van Nederland heb je het over de Body Mass Index (BMI), maar wat is dit precies? Wanneer spreken we bij iemand van overgewicht?
De Body Mass Index is een veel gebruikte, gemakkelijke maat. De BMI is je gewicht gedeeld door je lengte in het kwadraat. Voor heel veel mensen is dat een goede graadmeter. Je spreekt van overgewicht bij een BMI van 25-30 en vanaf 30 spreek je van obesitas. Een nadeel echter is dat de BMI niet echt rekening houdt met de verdeling van het vet over het lichaam, en dat is wel van belang. Er wordt daardoor in het onderzoeksveld ook nog gewerkt met de buik- en heupomvang. Als we voor een wat uitgebreider onderzoek gaan bij mensen die we ook kunnen opmeten, heeft deze laatste methode de voorkeur. De diëtisten doen dit eigenlijk ook altijd.
Wat is in jouw woorden het belang van het voorkomen van overgewicht bij patiënten? Je zou namelijk als advocaat van de duivel ook heel cynisch kunnen zeggen: als je overgewicht hebt, is dat een leefstijl waar je zelf voor kiest.
Overgewicht en obesitas verhogen het risico op een heel groot aantal aandoeningen. Een veelvoorkomende aandoening is bijvoorbeeld diabetes type 2, wat inmiddels al meer dan een miljoen mensen in Nederland in zijn greep heeft. Los van dat dit voor mensen heel vervelend is, levert het ook de maatschappij heel veel kosten op. Overgewicht verhoogt het risico op hart -en vaatziekten, bepaalde soorten kanker, diabetes, gewrichtsklachten en is zodoende van invloed op de kwaliteit van leven.
Ik ben het niet eens met dat overgewicht een leefstijlkeuze is. We leven in een omgeving waarin het wel heel gemakkelijk wordt gemaakt om veel te eten. Je zou kunnen zeggen dat overgewicht een hele normale reactie op een abnormale omgeving is. Het is niet normaal dat overal veel energiedicht eten voor een lage prijs aanwezig is, waardoor overgewicht in mijn ogen dus niet helemaal je eigen keuze is. Je moet altijd van twee kanten uitgaan; enerzijds moet je mensen helpen om met deze omgeving om te gaan en anderzijds moet je ook de omgeving aanpakken. Deze twee dingen zijn ontzettend belangrijk, waardoor ik naar beiden gecombineerd onderzoek doe.
Hoe kan het dat de ene persoon bier kan drinken met vrienden en veel vet kan eten en nog steeds een slank persoon is, maar dat iemand anders wel een buikje krijgt?
Overgewicht is echt multifactorieel; er spelen heel veel dingen mee. Dingen zoals de genetica, het gedrag, de leefstijl, medicatie. Dat zijn veel dingen, maar ik focus me heel erg op de leefstijl en gedragsveranderingen. In Nederland is namelijk ongeveer de helft van de volwassenen te zwaar, en daar zet ik me voor in.
Bij de Universiteit van Nederland vertelde je dat porties vandaag de dag in de supermarkten en restaurants groter zijn dan dat ze vroeger waren. En dat als je een grotere portie krijgt, je daar automatisch ook meer van eet, toch?
Wat inderdaad uit onderzoek blijkt, is dat de porties en de verpakkingen sinds de jaren 80 veel groter zijn geworden. Er zijn ook nog eens extra grote varianten bijgekomen; grotere stukken vlees, grotere flessen frisdrank en grotere zakken chips. Als je mensen een dubbele hoeveelheid voorschotelt, blijkt dat mensen dan ook 30% meer eten. Je neemt grotere happen, en het heeft invloed op wat we de unit-bias noemen. Dit is uit te leggen aan de hand van een plak cake: je neemt één plak cake, ongeacht hoe dik deze ook is. Door de unit-bias gaan we er vanuit dat de hoeveelheid die ons wordt voorgeschoteld ook de normale hoeveelheid is. Dit noemen we ook wel portion distortion. Je weet niet meer wat een normale hoeveelheid eten is. We willen vaak meer waar voor ons geld, waardoor je als consument meer gestuurd wordt naar grotere porties.

Hoe komt het dat de porties gegroeid zijn? Heeft dit te maken met dat de consument meer waarde voor zijn geld wilt krijgen en een product dan ook sneller koopt?
Portiegrootte is een belangrijk marketinginstrument voor bedrijven. Als je kijkt naar de hoeveelheden in verpakkingen, zie je dat die constant wisselen. Bedrijven kunnen relatief makkelijk meer van een product aanbieden, omdat heel veel van de kosten niet in het product zelf zit. Onder invloed van de duurdere grondstoffen zie je nu wel veranderingen en worden producten iets kleiner gemaakt, maar voor dezelfde prijs verkocht. Al zijn de producten en hoeveelheden nog steeds veel groter dan enkele decennia terug. De bedrijven willen zo veel mogelijk maagaandeel verwerven; zo veel mogelijk van wat wij eten moet van hun product zijn.
Kortom, porties worden door de jaren heen groter en we eten steeds meer. Wat zijn volgens jou als expert de grootste leerpunten om een gezondere leefstijl te behalen en te behouden?
Je mag eigenlijk alles eten, maar met mate. Ik heb samen met mijn onderzoeksgroep de Smart-Size interventie opgezet. Dit is een interventie die principes van gedragsveranderingen aan het eten van kleinere hoeveelheden koppelt. We hebben dit programma ooit ontwikkelt om te voorkomen dat mensen overgewicht zouden krijgen. Toen we dit gingen uittesten, bleek daarentegen dat vooral veel mensen met overgewicht en obesitas op onze oproep afkwamen. De mensen waar het eigenlijk voor bedoelt was, kwamen er nog niet direct op af. Door een randomized trial bleek de interventie vervolgens heel goed te werken voor de groep met overgewicht en obesitas. Let aldus op je portiegrootte.

Is er een soort van heilige graal binnen de wereld van diëten en afvaltechnieken? Zijn er technieken die boven anderen staan? Of is het veel complexer dan dat?
Mensen zijn altijd opzoek naar hele spannende en snelle oplossingen, maar die zijn er jammer genoeg niet. Als het gaat om overgewicht moet je stap voor stap je gewoonte veranderen en dit voor de rest van je leven volhouden. Wanneer het minder snel gaat, hou je het ook langer vol. Je moet ook weten dat je niet binnen een maand 10 kilo kwijt bent, want dit gaat gewoon niet zo. Het gaat langzaam, maar vordert wel beter op deze manier.
Je hebt meerdere boeken geschreven over je onderzoeksgebied en awards gewonnen. Hoe maken jij en je groep de verdere vertaalslag van het onderzoek en de data naar de praktijk toe?
Ik vind het heel belangrijk om die vertaalslag te maken. Dat is ook echt wel mijn passie. Je hebt niet zo heel veel aan al die data als je het niet naar de praktijk brengt. Ik doe dit op verschillende manieren. Onder andere schrijf ik inderdaad boeken, voor zorgprofessionals en soms voor de consumenten zelf. De zorgprofessionals zijn voor mij het belangrijkste om te bereiken, want deze fungeren als een soort doorgeefluik naar hun patiënten en cliënten. Onder hen probeer ik evidence-based gedragsverandering te verspreiden en te zorgen dat ze dit gebruiken in de gesprekken die ze voeren met patiënten. Daarnaast geef ik nascholing, waar ik onze kennis probeer te verspreiden. Naast dat ons onderzoek internationaal wordt gepubliceerd, proberen we er ook in het Nederlands wat over te zeggen. We organiseren Webinars en andere manieren om ons onderzoek bekend te maken. Bij projecten leveren we vaak factsheets op die door de praktijk gebruikt kunnen worden. Zo hebben we een heel arsenaal van manieren waarop we het onderzoek beschikbaar kunnen maken.
In hoeverre zie je dat jullie resultaten gehoor krijgen in de maatschappij en de politieke besluitvorming?
Ik vind dat de ambitie op het gebied van voorkomen van overgewicht nog wel wat scherper moet. In het Nationaal Preventieakkoord is een ambitie geformuleerd, maar de bijbehorende plannen gaan naar mijn mening niet ver genoeg om dit echt te kunnen behalen. Zo is terugval een groot probleem bij mensen die zijn afgevallen. Tachtig procent van hen komt weer aan, wat een gigantisch getal is. Het onderzoek staat daar nog in de kinderschoenen. We hebben in Nederland momenteel wel een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Dit is een tweejarig project bestaande uit zorg voor mensen met overgewicht, waarbij erkend wordt dat iemand tenminste 2 jaar nodig heeft om hier mee aan de slag te gaan. Dat vind ik al een goede ontwikkeling, maar het is nog niet genoeg. Er zou echt wel wat meer begeleiding bij kunnen. Mensen die misschien niet voor deze interventie in aanmerking komen, hebben mogelijk een individueel traject nodig. Wij zijn nu bijvoorbeeld in Amersfoort bezig met een mooi project in samenwerking met arbeidsmarktregio Amersfoort. Hier proberen wij om samen met de verschillende gemeenten en de doelgroep een cursus positieve gezondheidsvaardigheden te ontwikkelen. Dat is bedoeld voor mensen die heel weinig gezondheidsvaardigheden hebben en voor wie de gecombineerde leefstijlinterventie een veel te grote stap is. Juist die mensen zou je willen ondersteunen. Hiermee hoop ik dat we een verschil kunnen maken.
Je zou kunnen zeggen dat overgewicht een hele normale reactie op een abnormale omgeving is.
De Wetenschap
Een gedeelte van jullie onderzoek gebeurt aan de hand van vragenlijsten. Hoe bepaal je de vereiste hoeveelheid data om vaste conclusies te trekken? Wanneer weet je dat je genoeg mensen hebt ondervraagd?
Dat heeft met het aantal mensen te maken, maar ook of die groep representatief genoeg is. Dit hangt vooral af van de hoeveelheid variabelen die we mee willen nemen. Per studie proberen we daar een goede schatting voor te maken. We kijken ook naar welk verschil we verwachten op basis van eerdere studies en welke verschillen we klinisch interessant vinden. Op basis hiervan berekenen we hoeveel mensen we nodig hebben. Het is een hele uitdaging om vervolgens ook zoveel mensen te vinden. We hebben heel veel manieren om mensen te werven, maar deze hebben we ook allemaal echt nodig. Het gaat niet vanzelf. Ik vind het moeilijk om er verder iets algemeens over te zeggen, want het hangt zo af van de vraagstelling, de variabelen en welke groep je onderzoekt.
Wat zie jij zelf als de grootste ontdekking die je hebt bijgedragen aan je eigen vakgebied? Waar ben jij het trotste op?
Ik denk dat mijn groep in Nederland die portiegrootte op de kaart heeft gezet. Daarnaast ben ik ook trots op het feit dat we al 10 á 15 jaar subsidie weten te krijgen voor onze interventies, waardoor we het door kunnen ontwikkelen of extra onderzoek kunnen doen. We onderzoeken dan de effectiviteit en de implementatie. Tegelijkertijd is het ook weer jammer dat we iedere keer van projectsubsidie naar projectsubsidie moeten werken, wat een hele strijd is. Als het dan toch elke keer lukt, is dat heel erg fijn.
Hiernaast denk ik dat ik samen met mijn onderzoeksgroep ook wel een rol heb gespeeld in de suikertaks en de discussie daarover. Daarin hebben we vooral bijgedragen aan het politieke en maatschappelijke debat door het te voeden met bewijs. Wij hebben een aantal studies aangeleverd om dit debat aan te wakkeren met feiten.
Ik ben zelf nog niet bekend met het debat omtrent de suikertaks. Wat moeten we hier onder verstaan?
De suikertaks is een belasting op suikerhoudende drank. Meerdere landen passen dit toe waaronder Mexico, Frankrijk en Engeland. Het is slechts een heel klein radartje in het grote probleem van overgewicht, maar wij weten dat prijsbeleid een grote factor kan zijn. Het is effectief om iets duurder te maken. Dan consumeren mensen minder. Ook als je groente en fruit wilt stimuleren, helpt het om ze goedkoper te maken. Dit hebben we uitgetest in supermarkten en zodoende aangetoond. In Nederland was dit een hele lange tijd een soort van taboe. We hebben uitgezocht of dit zou werken in onze virtuele supermarkt en gekeken naar het draagvlak onder de Nederlandse bevolking. Toen zagen we dat meer dan de helft van Nederland de suikertaks een goed idee vindt, mits de opbrengst wordt gebruikt voor gezondheidsinitiatieven. Denk dan aan meer bewegen op scholen, enzovoort. Op deze basis hebben we het debat dus kunnen voorzien van meer feiten en wetenschappelijke inzichten, in plaats van dat het enkel gebaseerd zou zijn op meningen.
Maar we zijn er dus nog niet? Er bestaat in Nederland nog geen taks op suikerhoudende dranken?
Nou, er is in het regeerakkoord opgenomen dat het er komt! Ik ben zeer benieuwd hoe dit verder gaat. Het is er nog niet, maar het voornemen is er nu wel.
Je vertelt dat jullie bijvoorbeeld voor onderzoek een halfjaar lang fruit en groenten goedkoper hebben gemaakt. Hoe werkt dit in de praktijk? Hoe krijgen jullie een supermarkt zo ver om een aantal van hun producten goedkoper te maken?
Je krijgt dit niet vaak voor elkaar, wat precies laat zien waarom we de virtuele supermarkt hebben gecreëerd. Groenten en fruit in prijs aanpassen is ons gelukkig wel gelukt. Dit hebben we bij vier supermarkten gedaan. We zijn hiervoor naar de supermarkten toe gegaan en hebben met de hoofdkantoren en supermarktmanagers gesproken. In dit geval werden de kortingen wel betaald door ons projectgeld; de supermarkten verloren er niks op. Het leverde de supermarkten wel extra werk op, want speciale kortingsbonnen moesten gescand worden en de data van kassa’s moest worden verzameld. Hier waren ze gelukkig wel toe bereid. De prijsverlaging bleek uiteindelijk ook erg effectief te zijn.
Hoe weet je dat de virtuele supermarkt representatief is voor een echte supermarkt en de samenleving? Wat als mensen gemakkelijker duurdere producten aanklikken in vergelijking met wat ze in het echte leven zouden doen?
Nou, je krijgt een budget mee tijdens het virtuele shoppen. Als je dit budget overschrijdt, dan word je uit de winkel gegooid. (lacht). Maar je hebt gelijk, het is natuurlijk nooit één op één hetzelfde. Er is wel een studie gedaan waarbij mensen werd gevraagd om in de virtuele supermarkt hun virtuele boodschappen te doen. Dit bleek genoeg overeenkomsten te hebben met hun werkelijke koopgedrag. Al dient de virtuele supermarkt slechts voor een eerste stap in een onderzoek om te kijken of het daar werkt. Als het daar werkt, kun je vervolgens de stap maken naar de echte supermarkt.
Stel dat jij één doelstelling zou mogen kiezen om nog te bereiken in je carrière. Wat zou je dan kiezen?
Simpel. Ik zou heel graag iets willen ontwikkelen om die 80% mensen die terugvallen na het afvallen beter te kunnen ondersteunen en te helpen.
Zodra wij het hebben over het vestigingsbeleid van fastfood restaurants, wordt meteen gezegd dat dit betuttelend is. Tegelijkertijd worden we als mens constant beïnvloed, maar dan heet het opeens marketing.
De Persoonlijkheid
Wat drijft jou om wetenschap te doen en om deze carrière te leiden? Wat heeft je doen kiezen om hoogleraar te worden?
Ik ben begonnen als verpleegkundige vanuit het HBO. Ik was 21 toen ik klaar was, maar nog niet uitgeleerd waardoor ik hierna gezondheidswetenschappen ben gaan doen. Is het echt een heel bewuste keuze geweest? Misschien niet, nee. Ik ben vanuit mijn stage in de functie van onderzoeksassistent gerold. Hierna ben ik gaan promoveren, wat ik heel lang gezien heb als een leuke baan waar het promoveren dan maar aan vast zat. Het laatste jaar van mijn promotie veranderde dit. Ik bleek heel goed op mijn plek te zitten in de wetenschap, en vond de nieuwsgierigheid en het kunnen blijven leren heel fijn. Het onderwijs zelf vond ik ook heel leuk om te doen. Ik vind wetenschap heel leuk wegens het ontdekken, de nieuwsgierigheid, en het combineren van de feiten en het bewijs met de creativiteit van het schrijven. Dit vind ik heel prettig om te doen aangezien ik hier mijn creativiteit in kwijt kan. Vroeger vond ik die creativiteit ook in het doen van theater, waar ik nog een vooropleiding in heb gedaan. Al zag ik dit meer als een leuke cursus dan dat ik er iets serieus mee wilde gaan doen. Wel komen de lessen uit het theater in het onderwijs goed van pas!

Jij bent bijna elke dag bezig met onderwerpen zoals gezondheid en overgewicht. In hoeverre ben je dan ook bezig met je eigen gezondheid? Denk je er voortdurend aan, of kan je het makkelijk loslaten?
Ik let zeker niet continu op mijn gezondheid. Ik heb bijvoorbeeld nog nooit een streng dieet gevolgd. Dat zou ik helemaal niet kunnen. Ik heb bewondering voor mensen die dat wel volhouden, hoewel een dieet niet de oplossing is. Ik ben meer van het volgen van mijn eigen advies; wel alles eten en drinken, maar met mate. Daar voel ik me goed bij! Het is natuurlijk wel zo dat je meer op je eigen gezondheid let als je met dit onderwerp bezig bent. Zo ben ik me heel bewust van portiegroottes. Dan denk ik: “Hé, dat is een grote portie!”. Gelukkig is het niet in de zin dat ik heel erg geobsedeerd ben met eten, afvallen en mijn gewicht.
Hoe denk jij dat we als maatschappij vandaag de dag bezig zijn? Wat hebben we met zijn allen momenteel het hardste nodig?
Als ik één ding mag kiezen, vind ik toch dat we de obesogene omgeving minder obesogeen moeten maken. Hierdoor maak je het voor de mens iets gemakkelijker om gezond te blijven. Ik ben van mening dat gezondheid niet bovenaan staat bij de keuzes in hoe wij de omgeving inrichten. Economische factoren zijn daar heel belangrijk in. We zouden als samenleving de inspanning moeten leveren om dit te veranderen. Ook zou ik willen zien dat ingrepen niet als betuttelend worden ervaren. Zodra wij het hebben over het vestigingsbeleid van fastfood restaurants, wordt meteen gezegd dat dit betuttelend is. Tegelijkertijd worden we als mens constant beïnvloed, maar dan heet het opeens marketing. Mensen hebben lang niet altijd door hoe zeer ze beïnvloed worden door marketing, reclame en de manier waarop winkels zijn ingericht. Hierdoor zijn we geneigd om de ingreep die wel opgemerkt wordt te ervaren als betutteling.
Stel, jij staat op een podium voor een zaal voor studenten en je zou hun één wijsheid mogen meegeven. Wat zou je dan meegeven?
Dat is een lastige vraag! Wat ik ze zou proberen mee te geven is evidence-based gedragsverandering. Doe niet zomaar wat, maar maak een goede analyse over het probleem en zoek vervolgens de oplossingen die daar bij passen. Het planmatig denken hierin is wat ik ze zou willen meegeven. Kritisch te werk gaan en gebruik maken van het bewijs wat er is. Dit kan je daarna in de praktijk toepassen.
Als laatste heb ik dan nog de vaste DWIN-vraag: Heb jij een leuk weetje of feit waar je ons mee kan verrassen?
In het kader van portiegrootte: Wist je dat voorgesneden plakken kaas door de jaren heen ook dikker zijn geworden? De voorgesneden plakken kaas die je tegenwoordig koopt waren vroeger een aantal gram minder groot dan nu. Je doet één plak kaas op je brood, of die nou 24 of 30 gram weegt, maar als je dit iedere keer bij elkaar optelt, scheelt dat toch best wel veel. Je kan natuurlijk ook zelf de kaasschaaf hanteren. Dan heb je het wel zelf in de hand!
Echt absurd dat de porties zelfs op dat niveau gegroeid zijn! Ik vind dit een heel leuk weetje om het interview mee af te sluiten. Ingrid, ontzettend bedankt voor dit hele fijne en interessante gesprek!
Ontdek ook:
Hoe gaan we om met onze bodems? – Gerlinde de Deyn
Gerlinde de Deyn van de WUR legt uit hoe zij en haar team uitzoeken hoe we onze bodems gezonder kunnen maken, en welke rol planten en ook wij mensen daarbij spelen.
Hoe bekijk je de atmosfeer van planeten hier lichtjaren vandaan? – Ignas Snellen
Ignas Snellen van de Universiteit Leiden vertelt dankzij welke indrukwekkende innovaties hij en zijn groep atmosferen van exoplaneten die lichtjaren van ons verwijderd zijn toch nader kunnen onderzoeken.
0 reacties op “Leven we nog wel gezond? – Ingrid Steenhuis”