Martijn van Calmthout is gerenommeerd wetenschapsjournalist en schrijver. Hij heeft 25 jaar voor de Volkskrant gewerkt, waarvan de laatste tien als chef van de wetenschapsredactie. Hier schreef hij over ontwikkelingen in de wetenschap met een aanzienlijk oog voor het alledaagse menselijke aspect van onderzoek doen. Sinds 2018 is hij hoofd communicatie voor Nikhef, het Nationaal instituut voor subatomaire fysica in Amsterdam. Daarnaast heeft hij meerdere wetenschappelijke boeken geschreven, wetenschappelijke radio programma’s ontwikkeld voor de NTR en is hij gastheer van het maandelijkse KennisCafé in De Balie in Amsterdam. Als iemand weet hoe je over wetenschap moet schrijven en hoe je er mensen mee kan bereiken, is hij het wel. Welke lessen zijn hem het meeste bijgebleven? En hoe kijkt hij naar onze wereld en de rol van wetenschap in de maatschappij? Hij vertelde het graag in zijn interview met DWIN.
Meest recent
Hoe gaan we om met onze bodems? – Gerlinde de Deyn
Gerlinde de Deyn van de WUR legt uit hoe zij en haar team uitzoeken hoe we onze bodems gezonder kunnen maken, en welke rol planten en ook wij mensen daarbij spelen.
Hoe bekijk je de atmosfeer van planeten hier lichtjaren vandaan? – Ignas Snellen
Ignas Snellen van de Universiteit Leiden vertelt dankzij welke indrukwekkende innovaties hij en zijn groep atmosferen van exoplaneten die lichtjaren van ons verwijderd zijn toch nader kunnen onderzoeken.
Het Inzicht
Gedurende je hele carrière ben je bezig geweest met het communiceren van wetenschap naar de lezers toe. Wat zijn voor jou na een kwart eeuw werken bij de Volkskrant de grootste leerpunten geweest? Hoe bereik je je lezers met wetenschap?
De allerbelangrijkste les die je volgens mij in je oren moet knopen als je iets wil bereiken in de wetenschapsjournalistiek, is dat wetenschap een menselijke bezigheid is. Wetenschap is wat mensen doen om te proberen te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Dat klinkt triviaal, maar met name het woord ‘mensen’ is hierbinnen van belang. Ik heb altijd geprobeerd om ook te laten zien wie het zijn die iets ontdekken, en zelfs wie het zijn die iets niet ontdekken, ook al hebben ze dat vele jaren getracht. Het gaat altijd over mensen. Dat is niet enkel als principieel inzicht belangrijk om je te realiseren, maar het geeft ook een journalistieke vorm aan je werk. Je schrijft nooit enkel over de resultaten, maar ook over de mensen die daar aan hebben bijgedragen. Mijn persoonlijke overtuiging is dat teksten op die manier makkelijker toegankelijk worden voor mensen die niet midden in het onderzoek zitten. Je bereikt mensen door ze te laten zien dat ook ingewikkelde dingen uiteindelijk mensenwerk zijn.
Wat is volgens jou het belang van wetenschapscommunicatie in onze maatschappij? En in hoeverre heeft dat belang een rol gespeeld tijdens jouw carrière?
Van die 25 jaar bij de Volkskrant ben ik ongeveer tien jaar eindredacteur van het wetenschappelijke deel geweest. Één van de dingen die ik in die tijd heb geleerd, is dat je ook in gewoon nieuws aanleidingen kunt vinden voor wetenschapsjournalistiek. Er zijn heel veel onderwerpen waar een technische, wetenschappelijke dimensie aan vast zit die voor niet-wetenschappelijke, algemene verslaggevers net zo ingewikkeld kunnen zijn als voor de lezer en dus makkelijk afvallen in de verslaggeving. Ik heb altijd geprobeerd de wetenschapsredactie heel dicht tegen de nieuwsredactie aan te krijgen. Allereerst om verdieping te kunnen geven aan algemeen nieuws, zodat de lezer beter begreep wat er gaande was. Ten tweede konden we hierdoor ook gemakkelijker hele interessante verhalen over fundamentele ontwikkelingen in de wetenschap naar voren brengen in het dagelijkse nieuws. Wetenschap kan namelijk ook simpelweg leuk en spannend zijn.
Voor mij is het belang van wetenschapscommunicatie allereerst dat lezers geïnformeerd worden op een niveau van wetenschap en techniek als het om nieuwsfeiten gaat. Maar ten tweede mogen lezers daardoor af en toe naar ook binnen kijken in de échte wetenschap. Er zijn zo vaak fantastische dingen te bekijken; gaat dat zien!
Hoe heb je zelf in je carrière keuzes gemaakt en knopen doorgehakt tijdens het schrijven, opdat je wel aantrekkelijk en spannend genoeg schreef maar dat de inhoud ook integer en eerlijk bleef? Hoe maakte jij bv. onderscheid tussen aantrekkelijke titels en misleidende ‘clickbait’-koppen?
Ik vind dat dit voor een flink deel een kwestie van smaak is. Uiteraard wil je bij het zoeken naar een titel je lezer verleiden om je artikel te lezen, of hen het althans te laten proberen. Ik ben er niet tegen om hierbij op een slimme manier bepaalde dingen stevig aan te zetten. Waar het misgaat in mijn ogen, is dat er heel vaak een totale overdrijving wordt gekozen of wordt doorgedreven bij een bepaalde gedachte waardoor je de realiteit uit het oog verliest. Daar houd ik niet van. Menig mens voelt zich bedonderd als je ergens op klikt wat heel erg spannend lijkt en tijdens het lezen helemaal nergens over blijkt te gaan. Ik ben er zelf voornamelijk tegen omdat ik denk dat het met wat intelligentie en behendigheid van de schrijver ook gewoon binnen de realiteit heel spannend had kunnen zijn. Je hoeft niet overal sciencefiction bij te slepen. Er is in de realiteit en de echte wetenschap genoeg te vinden wat spannend is om over te lezen. Je moet het uiteraard wel goed presenteren; het moet niet saai worden. Ik heb dat tijdens mijn carrière altijd wel als een spannend ‘spel’ gezien, want dat was het voor mij. Hoe kan je iets sappig maken zonder dat het uit gebakken lucht bestaat? Ik noem het een spel omdat het voor mij vaak een leuke opdracht was die ik probeerde te behalen. Als je het goed wil doen, moet je hard nadenken. Er zit een intellectuele uitdaging achter. Dat heb ik vaak leuk gevonden.
Hoe weet je dan tijdens het schrijven over wetenschap of het begrijpelijk genoeg is? Wat zijn voor jou signalen wanneer het te dicht in de buurt van jip-en-janneketaal komt, of juist té ingewikkeld wordt?
Dat heeft ook te maken met dat spel wat ik net benoemde. Heel veel dingen zijn, als je er echt diep op ingaat, niet meer binnen de journalistieke dimensie af te handelen. Momenteel ben ik bijvoorbeeld met een project rond het begin van de deeltjestheorie bezig. Dat kan je niet even in 200 woorden opschrijven. Als zo’n lage hoeveelheid woorden je randvoorwaarde zou zijn, moet je oppervlakkig worden om überhaupt iets te kunnen zeggen. Voor stevigere teksten mag je meer ruimte nemen. Al moet je dan nog steeds voor elke zin die je opschrijft bij jezelf nagaan hoe deze zin zou lezen voor iemand die er nog niks over weet. Is het begrijpelijk, of te abstract? Binnen de wetenschap zijn er heel veel onderwerpen waar je of enkel ‘hand-waving’ over kunt vertellen óf helemaal de diepte voor in moet. De kunst is om dan te bedenken welke vorm van oppervlakkigheid acceptabel is. Dat is voor een deel intuïtie en ervaring. Ik heb vaak over intens moeilijke dingen mogen schrijven, en soms gaat het gewoon echt mis. Als je het dan later terug leest, merk je dat je te oppervlakkig bent geweest of zelfs de verkeerde metafoor hebt gebruikt waardoor je uitleg niet klopt. Het blijft vaak een knagende twijfel over hoe diep je de theorie in mag gaan. Voor mijn huidige werk bij Nikhef moet ik trouwens nog steeds vaak mijn best doen om dingen te begrijpen. Ik probeer zelf altijd in mijn teksten dat zekere niveau aan te raken waarbij ik zelf begon te begrijpen hoe het nu precies zit. Ik tracht het moment te vinden waarbij ik een onderzoek begon te snappen, en hou dat moment als een leidraad aan in mijn uitleg. Dat is heel vaak in de ogen van de wetenschappers nog steeds jip-en-janneketaal, maar dat vind ik niet erg. Als je te moeilijk doet, luistert er namelijk niemand.
Je bereikt mensen door ze te laten zien dat ook ingewikkelde dingen uiteindelijk mensenwerk zijn.
De Wetenschap
Als je nu terug blikt op 25 jaar werken bij de Volkskrant, is er dan een zeker moment of artikel geweest wat jou het meeste is bijgebleven? Stel dat één van jouw artikels of interviews in de revue mag; welke is dat dan?
De artikels die mij het meest zijn bijgebleven, zijn niet enkel blijven hangen vanwege hun inhoud maar ook vanwege de omstandigheden waarin ik ze gemaakt heb. Ik ben zelf fysicus van opleiding en heb veel over natuurkunde geschreven. In eerste instantie ben ik als wetenschapsjournalist vrij breed aan de slag gegaan en schreef ik over allerlei onderwerpen, maar ik had aanvankelijk wat schroom om over natuurkunde te schrijven. Als ik binnen kwam bij iemand, noemden ze mij een natuurkundige en gooiden ze een lading aan techniek en theorie over me heen. Daardoor was ik er in het begin wat angstig over, maar dat heb ik gelukkig gaandeweg verloren. Één van de allerleukste dingen die me is bijgebleven, is de Nobelprijs die in 1999 werd uitgereikt aan de Nederlandse natuurkundigen Gerard ’t Hooft en Martinus J. G. Veltman. Toen ze als winnaars van de prijs bekend werden gemaakt, waren er op dat moment wat ingewikkelde kwesties tussen Veltman en ’t Hooft. Destijds heb ik daar ook zelf over geschreven. ’t Hooft was onvindbaar voor journalisten op dat moment, wat vaker gebeurd als iemand de Nobelprijs wint, maar ik kon langs bij Veltman thuis. Daar ben ik toen heen gegaan en zonder er al te veel op in te gaan, was het eind van het liedje dat hij mij de deur uit zette. Dat was voor mij een beetje een rare ervaring. (lacht) Ook omdat ik me naar mijn gevoel niet zo enorm had misdragen. Er waren in het voortraject van de prijs een paar dingen onaangenaam geweest tussen ’t Hooft en Veltman, en ik had daar een paar keer over geschreven. Dat vonden ze in huize Veltman heel erg vervelend, en dat heb ik toen geweten.
De dag erna was veel leuker. Het was ons gelukt om Gerard ’t Hooft op te sporen. Hij bleek in Milaan te zijn op bezoek bij een faculteit, waar hij zelf het nieuws had ontvangen dat hij de Nobelprijs had gewonnen. Toen hebben we besloten dat ik de volgende ochtend naar Milaan zou vliegen, waar ik op het vliegveld van Milaan met ’t Hooft een afspraak had. Toen ik daar arriveerde, kwam hij inderdaad aangelopen met zijn koffertje en heb ik hem geïnterviewd op de vlucht terug van Milaan naar Amsterdam. Op Schiphol hebben we elkaar gedag gezegd, en toen ben ik anderhalve dag gaan tikken om dat artikel af te krijgen. Dat was voor mij wel echt één van de leukste journalistieke avonturen die ik heb meegemaakt.
Ik moet zeggen dat ik me onderweg meer en meer ongerust maak over wat er gaande is, en over de laconieke houding die er nog steeds vaak is als het gaat om klimaatverandering.
De Persoonlijkheid
Je bent al vele jaren bezig met de wondere wereld van de wetenschap en allerlei onderwerpen daarbinnen. Wat is voor jou één van de mooiste ontdekkingen of verhalen in de geschiedenis van de wetenschap?
Met het gevaar dat het afgezaagd klinkt, vind ik toch dat het verhaal over hoe Einstein zijn relativiteitstheorieën heeft ontwikkeld één van de meest indrukwekkende is. Dat is trouwens één van de eerste onderwerpen waar ik lang geleden een boek over heb geschreven, genaamd ‘Einsteins licht’. Dat was voor mij een enorm experiment. Ik wilde schrijven alsof ik naast hem zat; bijna in het hoofd van Einstein. Die episode van de wetenschap waarin een redelijke eenling de wetenschap op zijn grondvesten doet daveren, is voor mij nog steeds één van de mooiste verhalen uit de historie van de wetenschap. In 1905 zette hij de speciale relativiteitstheorie op poten waarbij hij aantoonde dat dingen geen absolute waarde hebben maar enkel in verhoudingen tot elkaar bestaan, terwijl de lichtsnelheid voor alle waarnemers hetzelfde moet zijn. Dat blijft raar om over na te denken. Wat daarna komt, vind ik nog mooier. Einstein realiseerde zich namelijk dat hij pas een klein stukje had ontdekt van iets wat veel groter was, namelijk de algemene relativiteitstheorie. De worsteling die hij daarna meerdere jaren had om die theorie uit te werken, is echt heel intrigerend. Dat is een prachtig stukje geschiedenis om over te lezen. Ik heb ook vaak over hem geschreven. Als je zoekt in mijn vele artikels, zal je zien dat de naam Einstein best vaak voorkomt. (lacht) Hij is een soort van ijkpunt voor de moderne fysica. Misschien voelt het als een triviaal antwoord op de vraag, maar zijn werk behoort toch wel tot de topstukken van de natuurkunde.
Hoe goed of slecht staan we er op dit moment als mensheid voor vanuit jouw perspectief? Waar liggen onze grootste uitdagingen volgens jou? Wat hebben we het meeste nodig?
Allereerst denk ik soms ook aan wat we met zijn allen juist niet nodig hebben. Heel veel fundamentele wetenschap heeft een zekere gedrevenheid om alles te willen begrijpen, als in wat dan ook. Laat ik voorop stellen dat ik het heel erg belangrijk vind om onszelf dat als mensheid toe te staan; wat dat betreft alle steun aan fundamentele wetenschap. Máár ik zit soms wel eens bij een wetenschappelijk colloquium waarbij iemand gedurende lange tijd een piepklein detail van een onzichtbare wereld bespreekt, en dan vraag ik me daar ook wel eens het belang van af. Al wil ik benadrukken dat mensen die grondig nadenken over bepaalde onderwerpen die we niet begrijpen van enorm belang zijn. Kijk naar de razendsnelle ontwikkeling van de Covid-vaccins. Als we hier op voorhand niet over nagedacht zouden hebben, hadden we ze nooit zo snel kunnen ontwikkelen. Wat dat betreft is fundamentele wetenschap van enorm belang, maar we moeten wel keuzes maken over waar de belangrijkste vragen liggen die nú aandacht nodig hebben.
Wat mij zorgen wekt, is het klimaat. Ik ben op dit moment samen met Peter Kuipers Munneke, weerman van het NOS journaal, aan het schrijven aan een boek over klimaatverandering. Naast zijn werk als weerman is hij ook glacioloog, ook wel ijskundige genoemd. Een deel van zijn carrière heeft hij onderzoek gedaan op Groenland en Antarctica, en we maken samen een boek over zowel dat werk als over hoe de wereld verandert vanuit het perspectief van het smeltende ijs. Ik moet zeggen dat ik me onderweg meer en meer ongerust maak over wat er gaande is, en over de laconieke houding die er nog steeds vaak is als het gaat om klimaatverandering. We hebben echt een heel groot probleem. Dat kunnen we gelukkig ook voor een deel oplossen, maar dan moeten we het wel echt nú gaan doen en ik zie te weinig tekens dat we dat echt proberen. Dat vind ik wel eng.
De laatste vraag is zoals altijd de DWIN-vraag: Ken je een leuk weetje of feitje waar je de lezers mee kunt verassen?
Ik heb ooit een boek geschreven, genaamd ‘Echt Quantum’, wat als boodschap heeft dat de fysica over de kleinste materie die we kennen hele rare fysica is waar je intuïtief weinig mee hebt, maar waar je wel mee kan werken. In het boek geef ik o.a. voorbeeldjes over quantumeffecten op het alledaagse niveau. Één van de leukste weetjes vond ik dan ook de grootste ‘eyeopener’ voor mezelf; namelijk dat het roodborstje een quantum-kompas heeft. Het roodborstje is een trekvogel dat met de seizoenen van Noord naar Zuid vliegt, en andersom. Maar hoe weet hij waar hij heen moet? Nu blijkt dat in de eiwitstructuren in het oog van het roodborstje een systeem zit dat gevoelig is voor het magneetveld van de aarde! Dat werkt niet gewoon als een magneet, maar heeft te maken met een systeem waarbij elektronen quantum-verstrengeld raken. Dat fungeert als een supergevoelige compositie waarmee het roodborstje letterlijk kan zien waar het zuiden is; in het zuiden is het lichter dan in het noorden!
(Wil je meer weten over quantumfysica en bijvoorbeeld quantum-verstrengeling, dan is Martijn zijn boek Echt Quantum zeker een aanrader!)
Martijn, ontzettend bedankt voor dit interessante interview!
0 reacties op “Hoe bereik je lezers met wetenschap? – Martijn van Calmthout”